132 zuidelijkst deel reeds van 1307 tot 1310, Oud en Nieuw Sfrijen tegen Schakerloo bedijkt werden doch Matteuburg onder Nieuw-Vossemeer eerst in 1526, en andere nog later. Eindelijk willen wij nog de Go/de noemen, in 1374 tns- schen Zierikzee en Dreischor afgedamd, terwijl de Bomme- nede's en Natairs eerst van 1412 dagteekenen. (73), Wij hebben boven gezien hoe ontzettend Zeeumch Vlaanderen bij herhaling door de watervloeden werd ge teisterd. Bovendien stak men er in oorlogstijden meerma len de dijken door. Gedurende de Vlaamsche burger-oor logen geschiedde dit nu eens door den moedwil der stroo- pende benden dan door de wraakzucht of vrees der inge zetenen, ten einde de plunderaars te verdelgen of hunne komst te beletten, gelijk b. v. in 1382 de Oostburgers de dijken doorgroevenna dat de Gentenaars hunne stad verwoest hadden. Nimmer echter ging dit zóó ver, als gedurende de lange worsteling met Spanje (vg. Cats, twee-en-tachtigjarig leven, bl. 154, 155). Het gansche land van Hulst tot Sluis was één moeras gewordenwaarin hier en daar de eenzame bouwvallen van kasteelen en dorpskerken het oog trokken en de rampzalige overblijf sels van eenmaal aanzienlijke steden als oasen in eene woestijn lagen. Te Biervliet b. v. waren de duizenden verminderd tot op 18 of 20 huisgezinnen zich generende met het overblijfsel van ongeveer 400 gemeten lands Groot Placaatb.D. II. bl. 1913). Van het Oostburger Ambacht was niet meer overig gebleven dan de Veerhoek- polder met 275 gemetenwel een klein fragment van zoo vele gronden gelijk het (aid. 1905) genoemd wordt! Zóó was het overal. De zee bespoelde de wallen van Sluis Aardenburg en Axel. Men behoeft, om er zich van te overtuigenslechts de reeks der octrooijen van bedijking voor dit oord 111 het deel van het Groot Plakaatboek te doorloopenof zelfs maar de fraaije Topographische Kaart van het voorin. Staats Vlaanderen door wijlen L. de Pauw, voor zich te leggen en op de jaren van be dijking te letten. Van daar is het dan ook zoo moeijelijlt in die streken om uit de tegenwoordige gesteldheid tot de vooimalige te be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 140