lil
tingen, welke de Staten aan ingelanden, ten gevolge der
gedurige grondbrakentoestonden (Zie de Stat. Notul. en
verg. Tegen-w. Staat D. II. bl. 319). Ten jare 1751 was,
ten zuiden der haven, op 180 roeden lengte, de stroom zoo
digt tegen den dijk genaderd, dat 's lands Inspectenren >100-
dig oordeelden den dijk van binnen aan te voeren en van
buiten over te halen. Dit was ter lengte van 27 roeden
uit hoofde van de diepte en van den geweldigen stroom aan
den teen des dijks zoo noodigdat het geen uitstel gedoog
de en men eene grondbraak vreesde. Het hield nogtans
tot in 1782 toen even boven den Kapuinhoek een gedeelte
van den zeedijk wegzonk, en de inlage, groot 10 gemet.
170 roed. verloren werd. Tusschen dat punt en de Vijf
zode had er in 1804 wederom eene verzakking tot in den
teen des dijks plaats, die nogmaals eenen inlaagdijk nood
zakelijk maakte.
Niet beter was en is het gesteld op de dan volgende
oost- en zuidkusten van Baarlandhetwelk oorspronkelijk
met Bakendorp bij de breedte groot was 4337 gem. 139
roed. Bij Smallegange kan men (bi. 198 en 222) in
bijzonderheden aangewezen zien, hoe aldaar, van 1488
tot 1547 (en dus gedurende de eerste 67 jaren na de af
damming der Zwake~)verloren werden 561 gem. 7 roed.
Nu scheen de stroom met zijne nieuwe bedding te vreden.
In 1552 verloor men daar wel de Stuvezand-Oostbaar
land- en oude Dierik-poldersdoch eigenlijk niet ten gevol
ge van grondbrakenzoo dat zij ook nog in die zelfde
eeuw grootendeels herwonnen werden, In 1595 bedijkte
men er nog weder den Lutiano- nieuwen Dierik-Magda-
lena- en Zuid-Everiiige-polders doch deze winst was niet
van langen duur. Met het begin der XVIIde eeuw drong
de stroom van nieuws tegen den oever. Door middel van
zware zinkwerkenvan het Bakendorpsche haventje tot
voorbij den Galgenhoek werd de stroom van de oostkust
afgehouden, doch drong verder wederom tegen de zuide
lijke aan. Men verloor er het eene voor en het andere
na, ofschoon men door zinkwerk, oeverbezetting enz. zoo
veel mogelijk poogde te behouden. In 1628 waren de
Dierik en andere polders reeds bezweken en de diepte ge
naderd tot op 1 en a roeden van den teen der dijken van
St.