'49 Per transport f 775 ,185 Een groote val, den 16 October 1754 aan de oostzijde van de Galge-nollang 20 roe den en diep van 10 tot 12 vademen, kostte 15 ,752 Ten westen van deze kreeg men een ande renter lengte van 36 roeden, welke nol en galg beide tot 11 vademen deed wegzinken en waarvoor men niet minder kon aanwenden dan28, 000. 818 P77 Ziet daar dan meer dan acht tonnen gouds alleen aan buitengewone werkenbinnen een termijn van 34 jarenbe steed ter behoudenis van het Poort-Ambachthetgeen in 1461 nog 3676 gemeten bevatte, doch in 1754 niet meer kon tellen dan 2877 gem< '91 toeden! Ook in deze eeuw heeft men aldaar, zoo als in Augus tus 1801 en zelfs nog in December 1827 nieuwe grond braken gehaddoch welke met de meeste der reeds aan gehaalde in geene vergelijking komen. Wij zullen er ons dus niet mede ophouden. (83). Bladz32.] Dat de Schelde, bij het zeewaarts voeren harer waterennog steeds noordwaarts opwerkt wordt gestaafd door de grondbrakenwelke na het stellen van deze Voorlezing en de Aanteekeningenin 1829 en 1831 bij de Forten Path en Lillo plaats hadden. Ter laatstgenoemde stede toch zonk in den nacht tusschen den 2. en 3. April 1831, een gedeelte van den Scheldedijk ter lengte van 20, bij eene diepte van 2,20 ellen. De schade werd destijds hersteld, maar eene ergere verzakking volgde den 30. Mei 1831 en ondanks alle hulpmiddelen zonk de dijk des avonds ten 6 uren geheel weg. De val voor het Fort Bath, juist ter plaatse dus waar men den dijk zou moeten leggen wanneer men de Oosterschelde wilde afsluiten en Zuidbeveland met Noordbraband ver eenigen, had plaats den 23. December 1829. Bij denzei- ven zonk de rijsberm tot eene diepte van 10 tot 12 ellen. Het door mij vroeger gestelde wordt derhalve door deze latere gebeurtenissen versterkt; en de geuitte vrees, dat, bij

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 157