150
bij het zamendringen der beide krachtvolle armen van dezen
stroom in dezelfde kilde tegenwoordige zuidelijke kusten
gevaar zouden kunnen loopenblijkt dus iets meer dan een
ijdel schrikbeeld te zijn geweest. Naar mijne beschou
wingswijze laat zich het verschijnsel der voortdurende ver
landing bij het Fort Bath, zonder evenwel eene geheele
verlanding te wordenin verband met de grondbraken op
de zuidelijke kust, verklaren uit dit noord-opwerken van
het afloopend water der Scheldebij het langer doorschie
ten van den vloed, welke door dz Oosterschelde invalt. Het
eerste wordt door dat vloedwater tusschen Zuidbeveland en
Noordbraband tegengehoudenen die vermenging van het
bovenwater met het zeewater veroorzaakt aldaar natuurlijk
eene nederplofling. Zoodra echter ook hier de ebbe valt,
en de stroom dus gedeeltelijk zijne oudste bedding vol
gen kanwordtwederom iets weggeschuurd en mede
gevoerd zoo dat die verlandingwelke reeds eeuwen
voortduurt, nog altijd onvolkomen blijft, en er steeds
killen zijn, in welke, bij het laagste getij, twee en drie
voeten water staan. De hoofdmassa van het afloopende
water daar in het eerst geen doortogt vindende en dus in
de JVeitenchelde teruggestuwd wordende, dringt nu aan
op Zuidbevelands zuidelijke kust; en schuurt en ondermijnt
dezelvetot dat de IVijlinge genoegzame speelruimte geeft
terwijl tevens de zuidelijke boezems, het Hellegat en de
Brakman door het noordelijke Sloe vervangen zijn en dit
laatste eenige tegenwerking veroorzaakt. Van dddr dat de
grondbraken tot bij Borsse/e zóó talrijk warenen verder
aan den mond der rivier ophouden. Het gevaar bij afdam
ming zou dus, naar mijne meening, niet daaruit ontstaan,
dat eene grootere hoeveelheid waters door de IVesterschelde
zou heen en weder gevoerd worden maar daaruitdat het
bovenwaterhetwelk zich thans gedurende het laatste tijd
vak der ebbenog gedeeltelijk door de Oosterschelde ontlast
alsdan geenen anderen uitweg zou overig hebben. Want,
veroorzaakt het tijdelijk terugdringen van hetzelvedoor
het vloedwater der laatste, reeds eene zoo schadelijke uit
werking is het dan niet te duchten dat eene geheele af
sluiting ten minste in de eerste jaren eene hoogst nadee-
lige werking zou moeten doen De uitspraak verblijve
aan