22
dut onze hoofdstroomen in diepte hebben toegenomen
naar gelang de binnenstroomen verzanddenen dat
ook de watervloeden hooger op onze kusten rezen
naar mate er meerdere kanalen werden afgedamd.
Ik zal het eerste in betrekking tot beide tegenwoor
dige armen der Schelde met weinige aantoonen.
1°. Op de hoofdstroomen; en wel
a. Op de IFes ter-Schelde.
Vestigen wij het oog op de tegenwoordige Wes-
ter-Scheldevoorheen gedeeltelijk Hon/e (Ontée)
gedeeltelijk fVy- of Wielingêe, geheeten wij vinden
haar in de oudste tijden wel als eenen broeden
doch echter tevens als eenen met banken opgevulden
riviertakslechts bevaarbaar voor kleinere inlandsche
vaartuigenwelks eigenlijke kil onder den Zuidbe-
velandschen oever liep waar daarom dan ook de tol
op de Honte geheven werd (53). Maar ziet deze zelf
de uitwatering een paar eeuwen latertoen ten zui
den derzelve de eerste arm der Schelde was gevuld,
en door de verbazende bedijkingen der XlIIdc eeuw
het tegenwoordige Zeeuwsch Vlaanderen reeds in eene
vrij aaneengeschakelde kust herschapen (54); en ook
ten N'. de Hinhelinge en Yernontsée waren afgedamd
(55)reeds is zij een stroom geworden langs welken
ten tijde van Jacoba van Heijejien groote vaar
tuigen zoo als karakken en galjoenen ja zelfs Engel-
sche en Fransche zeeschepennaar Antwerpen voe
ren Qtu den tol op de Schelde te IJersekeoir te ont-
wij-