25 neming, steeg de vloed van 1570 aldaar één voet hoo- ger dan die van 1530, en werd nogtans zelve weder door die van 1CS2 overtroffen. Ten jare 1720 steeg liet water, volgens waarnemingen aan de Middelburg- sche stads-schaurnog weder één duim hooger dan ten laatstgcmelden jare; en in 173G weder twee duimen liooger dan in 1720: terwijl deze vloed, de hoog ste welke voorheen te Middelburg was waargeno men, door dien van den 14dcn en 15den Januarij 1808, zelfs tien en een halve duim in hoogte werd overtrof fen Op hare beurt, schoon voorheen voorbeeldeloos, bleef echter de watervloed van 1S08 bij den laatsten watersnood op den 4den Februarij 1825 weder 2J Illoi- schc of 6§ Nederlandsche duimen achter (G7). En zouden zoodanige waarnemingen ons niet doen naden ken M. Heeren C. gereget.dk voortgang der ver i. an ding van het zuiden naar het noorden, III. Maar nog meer zullen zij dit moeten doen wan neer wij daarmede eene andere bijzonderheid in verband brengenwelke desgelijksdoor de gezegde reeks van oude oorkonden en geschiedkundige beriglen eerst regt in het licht wordt gesteld; ik bedoel den geregelden gang dien de verlanding, waarvan ik ge sproken hebin de laatste zeven eeuwen gehouden heeftbij de massa's zoowel als bij de bijzondere dee- len altijd beginnende van het zuiden en voortgaande naar het noorden zoo dat desteeds noordwaarts op- wer- 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 33