26
werkende stroomde zuidelijke kusten der eilanden
onophoudelijk afknaagde en deed inzinken, terwijl de
vruchtbare slikkentegen de noordelijke oevers opge
worpen aldaar weder heerlijke landouwen deden ver
rijzen.
1°. Geregelde verlanding der massa's.
Trouwens uit de overgeblevene brieven der vroegere
tijden blijkt, dat de verlanding der stroonien en de
bedijking der gronden door deze verkregenreeds in
de Xllde eeuw bezuiden da Wester Schelde plaats
had, en vooral gedurende de XlIIde, niet bijzon
dere inspanning werd voortgezet (68). Tntschen
de beide armen der Schelde nam het verslijmen
der binnenwateren eerst voornamelijk in de XIII de
eeuw een begin, doch had het afdammen en be
dijken meestal in de XIV<le eeuw en vervolgens
plaats (69). In SchouwenDuiveland en Tholen
begonnen de voornaamste bedijkingen eerst op het
einde der XIV<ie eeuw en werden inzonderheid in de
XVde vervolgd (70). Terwijl ten noorden der Gre-
velinge dit werk nog wederom later een aanvang
nam (71).
2° Der bijzondere eilanden,
a. Winsten aan de noordzijde.
Dit zelfde nu wordt ook op de onderscheidene
eilanden waargenomen. Men neme welke men wil,
en men zal zeldzaam ten zuiden eenige aanwinst
vindenbehalve in de stroonien welke juist daar
g«"