<17
natuurlijk naar deze vernoemd worden. De voorstellingen
van de Godin der Eehal komen daarbij op eene bijzondere
'wijze overeen met de kenmerken, niet eener Nehe maar der
Nieuwe maan bij P o R P n Y RI u s die zegt dat men deze
afmaalde met witte kleederen gouden schoenenbrandende
'toortseneene mand vol vruchten en een jagthond. Ook
"elders werd dezelve beschouwd als de beheerscheres der
'watergetijden die tevens de vruchten tot rijpheid brengt
welk laatst vermogen ook op zichzelve onder de benaming
van Ceres vereerd werd. Zij heeft dus de meeste over
eenkomst met de Noordsche hulpvaardige Fmcc.t, de
vruchtbare moedervoedster en weldoenster der inenschcn
die door hare onbeperkte kracht alle dingen behoedde. De
]Edda noemt Wingolf, waar zij somwijlen met de Godinnen ten
gerigte zateen tempel en eene woning der vromen na den
doodwaarvan Sijne ('t Sine of Zwin den ingang bewaakte
en spreekt van deze ook als van d<t Wester llalle. Wat den
naam Domburg betreftmen weet dat de Priesters voorheen
de verschillen beslistenover begane misdrijven uitspraak
deden, en de belooningen en straffen over dezelve bepaal
den alsmede dat zij tot dat einde jaarlijks eens of meermalen
op eene bestemde heilige plaats bijeenkwamen. Deze plaats
schijnt voor Zeeland nabij de Ee-halle geweest te zijn.
Domdomedoe me was toch oudtijds vonnisuitspraak.
ilet woord is nog 'm Aasdom overig, en Dombur of burg
beteekende dus eigenlijk de Gerigtsbuurt of burg.
Burorina eindelijk is van Bur-oireene zamenstelling
gelijk aan het nog gebruikelijke Mans-oir. Bur-oir is een
geheel Zeeuwsche vorm. Men had er desgelijks een Adel-
oirHinkel-oir JJerseke-oir JVels-oir maar men had er
ook een Bor-of Bur-sa/e een Bur- of Bir-fleet. Bur nu
is ons Buurt ur urdoor, oir geven het begin of de eerste
van iets te kennen. Bur-oir was dus eene gepaste bena
ming voor de -eerste buurtschap, aan welke men, uit zee
komende, aanlandde. Misschien stond de Ee-hal te Bur-
oir en werd deze benaming naar gelang der omstandighe
den met Dom-bur verwisseld.
Doch het wordt tijd om deze aanteekeniug te eindigen.
Over de Noordsche Mythologie leze men de Verhand, van
N. Westendorp, in de M Werken der Maatseh, van
Laterk.D. II, pag. i en 2. (8).