56) verdween en werd nu Friesland. Van Maerlant onder scheidt dit laatste van het eigenlijke Friesland door te zeggen: J^iefelant in ^eberfagfen. M. Stoke verklaart ©ie Jgeberfa^fcn ijeten nu ©jkjcit. Die vernoeming was in de IXde eeuw reeds algemeen (z. IJpeij, Bek■n. Ges. der Nederd. taal, D. II. bi. 119 verv.)en van daar de verwarring van Saksen en Friesen door de schrijvers en afschrijvers in de middeleeuwen. Van het verblijf der Friesen zijn ook in Zeeland nog vrij stellige bewijzen overig. Men denke slechts aan den Vriezendijk en Vriczcndijksche moerenin Tholenwelke in brieven van de Xllldc eeuw, als lang bestaande, voorkomen, en vooral aan het geslacht de Vrieze, reeds in de Xlde eeuw in hoog aanzienen sedert in van Ostendevan Couwerve van Duvenée enz. onderscheidenterwijl het hermelijn in hetmet eene hertogsmuts gedektewapen getuigenis geeft van deszelfs oude aanzienlijke betrekking. Hieruit laat zich dan ook gemakkelijk verklaren hetgeen M. Stoke van Willebrord schreef: 3!ngljel£ tua£ HMleb?ocrt bccant/ <$fjebo?cn in JSo^tijuinbcrtlant/ <£n taant oe 3ngljel£ fun getaadfen 5CIS men lee#t ban dljebersasfen Confte jji te bet be If^icpfclje taie HPat macfj eletnan pjocben taaie. Het Friesch dat hij sprak, was Nedersaksisckd. i. Zeeuwsch en Hollandsch. Verg. overigens met het hier ge stelde het geschrevene door den Hoogleeraar IJpeij, t. a. p. bl. 152-220, wien het echter ontgaan is, dat er in Zee land, in namen en uitdrukkingen, langen tijd onderschei dene sporen van der Friesen invloed zijn ovr gebleven. Ik beroep mij 1. Op de eigen namen van plaatsen. Men vom ;n Zee land Elmare-, in Oostvriesland is een Elmarsdorpin Zeeland en Groningen beide heeft men een Grijpskerke in Zeeland een Oedenskerkein FrieslandOenkerien de Zeeuwsche uitgang waard, in ff aarden Hanswaard de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 64