«9 wien hij dit stuk mededeelt, denkt aan Beveland, dewijl beven bewegen en wiegelen gelijkluidende zijn. Ik kan de ze verklaring nogtans slechts voor een deel aannemen daar het mij veel eenvoudiger voorkomt bij IViglé te den ken aan den, bezuiden Walcheren en Borsselen loopenden stroomwelke nog eeuwen daarna de TViegelingée of IVie- linge genoemd werd en alzoo Provincial Wal a cr a J<Vi- glé te vertalen de streek der bewalde akkers langs de IVie- gelée of TVielinge dus de gezegde eilanden. Bovendien schijnt men uit de uitdrukking (p. 38) eo qttod avix nostra domna Machtildis semper semperque Augusta fuisse dinosciturte moeten afleidendat deze goe deren reeds voorheen in gelijksoortige betrekkingdoor 's Vorsten Grootmoeder bezeten waren. (17). Men zie intusschen ook P. Paulus {dissert, de orig. nexus feudalis p. 5 sq.en Kluit, Hist. Crit. T. I. P. II. p. 56, 59, 174, 184, 190. T. II. P. I. p. 94 sq. 108. (18). Zie Kluit, 11. T. II. P. I. p. 23, 24, en vooral T. I. P. II. p. 177188 cum probb. (19). Reeds ten jare 939 schonk Graaf Aarbout van Vlaanderenaan de abdij van St. Pieter te Gent ze kere op de hoogte van het tegenwoordige Steenoven bij Oostburg, gelegene schorren (Kluit, T. II. P. I. p. 18 sq.). Boude wijn III. vestigde, A°- 958 te Aardenburg een weekmarktvan welke deze stad meer dan zes eeuwen genot had. (Meijer us ad ann. vg. Arch, van Aardenburg, 110. 15 en 3). Ja, in den brief bij welken Koning Lotiiarius, A°- 967 aan de abdij van St. Baaf, te Gent, goederen bevestigt, worden on der dezelve genoemd in pago Flabiirebsi, in Rode- borch, mater ecclesia cum cappella et appendenciis (Ml- raïus Op Dipl. T. i. p. 45). Evenwel ook Graaf Wichman beschikte, A°-961 over goederen onder Aardenburg (Mirte us 1. 1. p. 53), en Keizer Otto, in 984, over Jsendijke op de Gaternissen (S anderus Verh. VI. D. I. bi. 199 GrammaiJE ant. land. p. 115)- Mis

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 77