83 enz. aan te stellen, hof of wet te maken, regt te doen, te erven en onterven enz. Doch hij was ook verpligt den Graaf in heirvaart te dienen met twee paarden en hon derd vijf en dertig manschappen, dezen lene toebehoorendel (32). Gewoonlijk meent men, dat Biervliet eerst door den vloed van 1377, van den vasten wal is afgescheurd geworden. Uit het tot hiertoe aangevoerde blijkt nogtans het tegendeel. Trouwensten westen lagen die uitgebrei de slikken, van welke in 1218 's Gravengoed of Watervliet bedijkt werd waarin de Abt van de Duinen een zoo groot deel bezat (F o p p e n sNov. Coll. T. III. p. 110), en het overige door Jan van Namen, in 1282 werd afgedamd (aant. 29). Ten oosten lag de uitgestrekte Brakman (aant. 24). Bovendien werd in de nabijheid van deze stadbehalve de Beverneook de Ilugovliet aangetroffen. Het eiland waarop de stad Biervliet lag, moet echter voor heen eene tamelijke uitgestrektheid gehad hebbendaar behalve deze, reeds in het begin der XIII<lc eeuw, wegens haren ouderdom en aanzien vermaarde stad welke in twee- kerspelen verdeeld was en een gelijk getal heiligdommen telde; op hetzelve ook Hu gov li etmede van stads regten voorziengevonden werdtegen over IJzendijketen N. W. van Biervliet gelegen. Ten Z. van dit eiland werd St. Viet er aangetroffen. Mijne meening laat zich intusschen ook hier weder zeer wel met de berigten der kronijkschrijvers overeenbrengen. Door de zware bedijking van van Namen, in 1282, werd dit eiland aan het Oostburger Ambacht en den Vlaam schen oever vastgehecht en door een sluis in den oost- mond dezer wateren, bij Hugovlict {Huger Sluts'), voor de uitwatering gezorgd. In den westmond werd de Passe- geuledam voor Oostburg gelegden daardoor ook dit met het Aardenburger Ambacht verecnigd terwijl het laatst- gemelde ten zuiden weder aan den Vlaamschen wal moest sluiten. Zoo was dan in de XIV<ie eeuw dit oord, even als thans, ééne vaste kust, en met het oude Graafschap verbonden. Op den 16 November 1377 werd het water uit de JVie- linge of JVcsterscheldedoor een N. W. wind tegen deze slecht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 91