133 waar wij meenden niet heel ver te zijn van de Canarische Eilanden doch eer wij land konden zienriep d§ uitkijk van den grooten mast, dat hij een Schip zag, Jiet welk naar ons toehielden voerende even als wij eene Engelsche vlagzoo dra het Schip zoo nabij wasdat wij het kon den zien, bespeurden wij dat het zijne vlag iphaalde en zich van ons verwijderdedoch een uur later kwam het te rug, hebbende vier andere Schepen bij zich en heesch nu eene witte vlagdan eene roodeen vervolgeins eene van eene andere kleur: dit deed ons denken dat het wei zeeroovers kondpn zijn. Wij stelden ons dus in staat om zoo zij ons aanvielen, hen wel te ontvangen. Wij hadden ook het geluk van den wind van hen te winnen, *t geen bij een Zeegevecht een aanmerkelijk voordeel is. Qe Roovers on ze toebereidselgp ^iende en dat wij voornemens waren on^ wel te, verdedigen heeschen eene zwarte vlagwaar in geschilderd waren een zandloopereen doodshoofd en daar onder twee doodsbeenderen over kruis. Zij plaatsten zich ook in slagorde. Zoo dra wij binnen bereik kwanten, bo den wij hun h^t jStuurboord des Admiraals. Qnze 6\yeé andere Schepen wierden door onze vijanden op dezelfde wijze aangevallendoch zonder groot verlies. Na. dat nu het gevecht omtrent twee uren geduurd hadnaimen de Roovers met overhaasting de vlugt. Men vervolgde hen niet, om dat de Admiraal tot hen,,die het wilden doen, zeidelaai de Schelmen loopenWij waren intus- schen wel blijde ons van deze Roovers ontslagen te zien. In het Admiraalschip hadden wij vier dooden, waaronder een quartier-meester en negen gekwetstenhet aantal doo den en gekwetsten op elk der overige Schepen was nage noeg het zelfde." In

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1838 | | pagina 132