p
Alleen zoude de hier voren vermelde gouden Me
daille van Keizer Justinianus uitzondering maken,
vermits deze tot het tijdvak van 527 tot 534 behoort;
doch de vermelding, dat dezelve door aanhechting van
eenen ring geschikt was om gedragen te worden,
schijnt aan te duiden, dat die Penning, hetzij als
amulethetzij als ornament gediend heeft, en dus
niet kan gelijk gesteld worden met de gewone Ro-
meinsche Medailles, die te Domburg zijn gevonden.
Ofschoon de Munten der Romeinengedurende al
den tijd dat Gallië door hen beheerd werd, en dus tot
omtrent het jaar 500, aldaar en ook wel denkelijk in
de Nederlandenals toen onder Gallië gerekend wor
dende gangbaar zijn geblevenzoo schijnen er ech
ter ook inlandsche Muntenhetzij vroegerhetzij ge
lijktijdig geslagen bestaan te hebben die door onder
scheidene Schrijvers gehouden worden van Celtischen
Anglo-SaxischenGallischenBrittannischen of Fran-
kischen oorsprong te wezendoch waaromtrent allen
overeenkomendat de meeste van die Munten van
eene grove barbaarsche bewerking zijnmet onleesba
re om- of opschriften en onkenbare figuren{g) waar
aan dan ook schijnt te moeten worden toegeschreven
dat men geene, maar eenigzins volledige, beschrijving
derzelve kan vinden. Petavius, in zjjn werk over de
Fran-
15
Frankische Munten, uitgegeven te Parijs in 1610,
geeft wel in onderscheidene platendie ook door
de Salengre, in zijn werk: Novus Thesaurus An-
tiquitatum Bomanarumzijn opgenomen, afbeeldin
gen van soortgelijke Muntendoch zonder daarbij
eene beschrijving of uitlegging te voegen.
De meeste andere Schrijversdie daarvan hebben
gesproken zijn zeer kort in de behandeling geweest
en dan eerst wanneer men genaderd is tot de tijden
van Clovisdie de Romeinsche Munten deed versmel
ten, om gelijksoortige met zijne beeldtenis te doen ver
vaardigen, volgens de Romeinsche verdeeling en ge
halte (A) vindt men mindere moeite om sommige
Munten te herkennen, vooral uit de werken van le
Blanc, Traité Historique des Monnayes de France
G. van Loon, Aloude Holl. Historie enz.; ter
wijl buitendien in de laatste jaren de studie in dit
vak bij de Fransche geleerden zeer is aangewakkerd
ten gevolge (zoo als de Heer C a r t i e r zegtin zijne
Notice sur des monnaies de la première et de la
deuxieme raceopgenomen in het 2de deel der Nou
velle serie des Mémoires de la Société Royale des An-
tiquaires de Francevan de vele ontdekkingen van
verborgene Muntendie door het menigvuldige af
breken van oude gebouwengedurende de Fransche
omwenteling zijn gedaanwaaruit dan ook de be-
schiijving van vele Munten tot het Merovingische Sfahi-
huis
2de AFDEELING.
gZie onder anderen A. G. B. Schayes, Les Pays-Bas avant
et durant la Domination Romaine, Brux» 1837, Pag. i44 et 517. «4
(A) Lc Blanc, Traité Histor. des Monnayes de France, LI.
4o en in de Voorrede bl. 3.