18
oil Crux», in de bovenhoeken van hetzelve en het
omschrift handelino moni A 1 A (Zie pl. 1 no. 20.)
Het kruis met die letters komt dikwerf voor onder
de Munten van VertlunMets enz doch zoo de
voorzijde de naam van eenen vorst of van eene plaats
moet aanduidenhetgeen denkelijk het geval isom
dat de tegenzijde den naam van den Muntmeester
heeftheb ik vergeefs che moeite gedaan om die voor
zijde te ontcijferen.
Een zeer fraai gouden Muntje, hebbende aan de
voorzijde een hoofd met een' diadeem en een kruis
boven hetzelvemet het figuur eener Oals een lang
werpig vierkant voor zich zonder verder omschrift j
aan de tegenzijde een monogrammeovereenkomst heb
bende met dat, voorkomende bij Petavius bij de Sa-
lengre, tegen over pag. 1042, no. 2, 3 en 4, en
het omschrift Deorerius mon(Deorerius monetarius).
■(Ziepl. 1 no. 21.)
Daar mij onder de Oost-Frankische Vorsten er geen"
is voorgekomenwiens naam eene O tot voorletter
heeft, zoude ik er toe overhellen dit Muntje toe te
Schrijven aan EudesHertog van Aquitaniedie tot
734 regeerde en wiens naam men ook Odo of Otto
gespeld vindt.
De Muntmeesters Peitushandelinus en Deorerius
zijn mij onder het groot aantalhekend bij Petavius,
le Blanc, van Loon, Ghesquiere en ande
ren
19
ren niet voorgekomen. Dit is echter wel het geval
van den Muntmeester Madelinusdie als Directeur
der Munthuizen te Utrecht en te Wijk te Duurstede
zeer bekend is.
Elf gouden Munten zijn in de verzameling voor_
handen, alle van Duurstede. De Heer Ghesquiere,
in zijn Traité sur trois points interessants de Vhis-
toire monetaire des Pays-Baskleeft het gevoelen aan
van den beroemden E c k h e 1dat dezelve onder den
Oost-Frankischen Koning Thiery of Diederik IIIop
last van Pepijn van Herstal omstreeks het jaar 689
zouden zijn geslagen. (Zie pl. 2 no. 22.)
Ook deze Munten moesten wel denkelijk allen Tiers
de sol d'or zijnvan het gewigt van 28 Fransche
grainsten gehalte van 23 karnat, en het is dus wel
waarschijnlijk aan bedrog toe te schrijvendat het
metaal van alle dezelve van zoodanig laag gehalte is,
dat het veel meer naar zilver dan naar goud gelijkt,
en meermalen daarvoor is aangezien, 'n
De conservatie van eenige dezer Muntjes laat in-
tusschen niets te wenschen overig, en met regt kan
men zeggendat er onder dezelve d fleur de coin zijn.
Als gelijktijdige Munten meen ik te moeten beschou
wen die kleine Penningen van slecht zilver of biljoen
waarvan ik zoo even gezegd hebdat zij bijna niet zijn
te
(m) Zie nader over deze Munt de noot op bl. 35.
(ra) Dit heeft ook plaats gehad bij Mr. K. K. Reitz, die onder
scheidene Munten welke gebleken zijn goud te wezen, blijkens zijne
aanteekeningenvoor zilver of voor zilver-verguld heeft gehouden.