20 te ontcijferenen het is mij dan ook na rangschikking derzelvein 12 klassen of soortenslechts mogen ge lukken door vergelijking mij te overtuigendatof schoon van verschillende stempelser een onderling verband tusschen hen bestaat. (0) Zoo vindt men op de 21 de eerste soort een kruis met vier stippen en eenige letters rond hetzelve, waaruit soms Auno of Juno zou de kunnen gelezen worden Q?) en op de tegenzijde een vierkant tak met eenige karakters. Dit vierkant vindt men weder op de tweede soort met eenen hal ven cirkel (g), dat schijnbaar een getalmerk van III, IIII, V XII of andere in zich sluit. Op de derde heeft men die getalmerken met een hoofd en eenige letters 'voor tegenzijde. (r) Op de vierde het hoofd van de derde soort met het vierkant van de eerste tot tegenzijde. Op de vijfde soort het kruisje van de 1ste soortmet het hoofd van de 3de voor tegenzijde. Op de zesde, de zelfde afbeeldingen; doch het hoofd zonder letters met een kruis voor zich. Op de 7de, het vierkant van de 1ste (0) In Camdens BrittanniaWith additionspublished bij E. Gibson. London l6g5wordt in een noot van Mr. W al- ker, pag. 91, omtrend soortgelijke Munten, welke gedeeltelijk door hem voor Brittannische Munten worden aangezien gezegddat de meesten derzelve noch van goud noch van goed zilvermaar van een gemengd Metaal zijnwelke compositiezoo veel hem hekend wasnog niemand getracht had te onderzoekenuit hoofde van het gering aantal der Muntenen omdat hunne waarde alleen ontleend wierd uit de goede bewaring van den mnntslagdat evenmin van der- zelver wigt eenige bepaling was op te geven, om reden men er wei nigen vindt van dcnzelfden stempel of die volkomen gaaf zijn bewaard terwijl ook eenigen hem nagemaakt of vervalscht toeschenen. Op Tab. 11 vindt men de afbeelding van de hier vermelde 2de soort onder no. 16 en 24; van de 4de soort onder no. i4 en 35; van de 5de soort onder no. 38van de 7de soort onder no. 37 en van de gde soort onder no. 11. Met uitzondering van de laatste zijn echter alle de afbeeldingen te groot, daar de hier aanwezige Muntjés meer in grootte overeenkomen met die welke aldaar onder no. 1011 en 12 zijn afgeteekend. Ofschoon dus Mr. Walker de Munten door mij onder de 2de, 4de, 5de 7de en gde soort, bij de Brittannische Munten rangschikt, erkent hij niettemin dat de Munten der Britten niet ongelijk waren aan die der oude Galiers, en zegt, betrekkelijk het geldstuk, Tab. II no. 35(hij mij onder het 4de soort bekend) dat de daar rondstaan- de letteren oude Runische karakters zouden zijn; welke oudtijds door de Visi-Gothen of Wcster-Gothendie in Denemarken, Noor wegen en Jutland leefdenwierden gebezigden bij hunne verovering van het noorder gedeelte van Brittanniezoo het schijntnog eeni gen tijd in gebruik wierden behouden. pOf het woord Auno of Juno op de eerste soort voorkomen de als Runisch letterschriftzoo als Mr. W alker bijCamdeh meentmoet worden aangemerktof wel dat hetzelve ook als Guno kan worden gelezen en dus meer overeenkomst met andere Brittanni sche Munten zoude hebben, durf ik niet bepalen; de vorderingen dip men in de laatste tijden in de ontcijfering der Runische karakters gemaakt heeft, zullen daarover welligt meerder licht kunnen ver spreiden. 7) Bij C a m d e n wordt deze figuur voor eene Galei met riemen gehouden, doch somtijds is de stempel daarvan zoo afwijkenddat men die eerder voor een Vogel of eenig ander dier zoude aanzien; men vergelijke bij Gam den, Tab. II no. 16, en op de neveqsgevopgde platen no. 37. (r) De letters op deze Munten zijn mij tot nog toe niet verklaar baar voorgekomen, meestal vindt men eene A tegén het achterhoofd geplaatst en bij zamenvoeging van onderscheidene Muntenschijnt er voor het hoofd TF&fo te staan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1838 | | pagina 14