26 Vier zilveren denarii van Karei den Grooten zijn niet minder merkwaardig. Op alle dezelve vindt men in zeer onregelmatige letters den naam van Carolus en op de tegenzijde van de eerstewaar omtrent men le B1 a n cpag. 99 no* 10 kan vergelijken staan de letters M»R.F» (Magnus Rex Francorum), de keer zijde van de drie overige wijst de muntplaats Duur stede aan door het woord J) or statmet het munttee- ken van den ploeg, zoo als men die vergelijken kan bi) Ghesquiere, plaat 2 no. 3en van Loon, Al oude Holl. Historie. (Zie pl. 3 no. 6061 en 62.) Het zoude belangrijk wezenwanneer men ook ge vonden had de bekende Munt van Karei den Grooten op welker tegenzijde de naam Walacario staat, (u) Uit de geschiedenis is het toch hekend dat de Keizer op zijne reizen al de tot geldmunten benoodigde werk tuigen met zich liet voerenen den naam der plaats waar hij dezelve in werking liet brengenop de Mun ten deed stempelen uit dezelve is alzoo met vrij veel ze kerheid op te makendat ook die magtige Vorst dit eiland bezocht heeften daaraan bij de toenemende in vallen der Noormannen en tot verdediging der kusten welligt geen minder belang heeft gehechtdan Keizer Napoleondie zichals de opvolger van Karei den Grootenin het Westersche keizerrijk wilde doen gelden. Vam 27 Van zijnen onnnuuclijken opvolger üeizer Lodeiotjk, die van 814 tot 840 geregeerd heeftzijn er negen Munten of denarii voorhanden allen aan de tegenzijde voerende eenen tempel met het omschrift: Christiana Religio zoo als die voorkomen bij le Blanc, Ghesquiere van Loon enz., en zoo als er mede een afgebeeld is op het plaatje van het jaar 1817. (w) (Zie pl. 3 no. 63.) Eene met de voorgaande volkomen overeenstemmende Muntwat stempel en teekening aangaatalleen met het onderscheid, dat de voorzijde tot omschrift heeftCaro lus Rex Fr. (Rex Francorum), (zie pl. 3 no. 64) komt mij voor te zijn van Karei den Kalen opvolger, bij ver deeling met zijne broedersvan zijn vader Keizer Lo- dewijkin het Oost-Frankische rijk en te zijn gesla gen niet alleen vóór zijne verheffing tot Keizer in 875, maar ook vóór de uitvaardiging zijner ordonnantie op het Muntwezengegeven in het Parlement van Piste ten jare 854, waarbij de stempel zijner Munten be paald werd, zoo als die op latere Penningen wordt gevonden. Ik vermeen dus omtrent deze Munt in ge voelen te mogen verschillen met le Blanc, die de zelve aan Karei den Eenvoudigengeregeerd hebben de van 893 tot 929toeschrijft. w Nog (i«) Ghesquiere, bl. 75 en pl. 2 no. 4. Van Loon, al oude Holl. Hist., deel 2 bl. 52 no. 2. Eek hart, deel 2 bl. 92 no. 16. Van Mieris, Besch. Munten vaü Utrecht, pl. 1 no. 10. (v) Men zie ook over deze munten het Verslag van eenige zilveren Penningen nabij Assen in Drenthe opgegraven door den Heer van Lier aan de tweede klasse van het H.ol- landsch Instituut overgezonden. (w) Ook de Heer E. Car tier, blijkens zijn' vierden brief sur VKistoire Monetaire de France(Revue numismatiqueTom. II.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1838 | | pagina 17