84
De voorzijde vertoont de Godin gezeten in eene
schelpvormige nis, houdende met heide handen
iets op den schoot. Aan hare linkerzijde staat eene
groote mand niet ooftaan de regter zit de hond.
De zijkanten, te voren niet beschreven, hebben
lofwerk. Op het dekstuk liggen vruchten.
Het opschrift is:
Deae Nehalemüae t. calyisiüs secundikus oe me-
liores kct[us) y(otums(olcil).
Afbeeldingen van de voorzijde van den steen zijn
te vinden in de Mém. de VAcad. de Brux., t. V.
Mém. de VAcad. Celt. t. 1., pl. 5 fig. 6 en Mu-
sée des Monuin. Francaist. I. Overigens wordt
hij vermeld door van Lijnden van Blitterswijk. en
door Schaïes II. p. 269 die evenwelals naar ge
woonte, het opschrift onjuist opgeeft.
29. a, h, c, d, e. PI. XVI. Dit monument
wordt thans bewaard te Ilpendam op den
te voorschijn gehaaldwerd het door den Heer van Dg Psrre
naar Brussel gebonden, [Mém. de CAcud. do Bruxtorn. V.,
pag. 70). Toen de Franscheu den 14. November 1792 deze stad
hadden bcmagtigd achtten zij het waardig naar Parijs te worden
opgezonden, waar men er hooge waarde aan hechtte. Alex. Lenoir
b. v. zegt in zijne Revue des principaux Monumcns rèunis duns
le Musèe des Mommens Francais (Mém. de VAcad. Celt. t. IV,
p. 7), après les autels druidiques, le monument Gaulois ou Gal-
lo-Romain le plus remarquable du Musée est celui de la üéesso
Nehalennia en Ck. Pougens heeft over haar eene bijzon
dere verhandeling geschrevenvoorkomende in de genoemde
Mémoirest. I., pag. 199245. Na 1315 is de steen leruggebragt
naar Brussel. Zie Konst- en Lctterh. 181S, n°. 21.
Hoe de steen daar gekomen is, is ons niet bekend. G. van