huize Ilpensleiu en is niet alleen met bijzondere uitvoerigheid aan vier zijden bewerkt, maar ook bij uitstek wel bewaard. De voorzijde heeft den outaartempel voor met pi lasters in 't verschiet met kolommen. In dezen zit de Godin op een' troon houdende met beide ban den iels op den schoot, de troon staat op eene zes- Esst Koning deelt wel in zijn werkje: het Huis teIlpendatn(Amst. 1336), de overlevering mede, dat de steen gevonden werd bij do droogmaking van de Purmer en wel in dat meeren dat hij oplaat van Volkert Overlander naar dat Iluis werd gebragtdoch deze over levering kan niet waar zijn want de Purmer werd reeds tusschen 1617 en 1622, en dus 25 jaren vóór de Domburgsche ontdekkingen droog gemaakt onder welke intusschcn de steen van Dac.inus Lijfionis Filius vermeld wordt; zie Sma.llegange n°. 4. C. Boot vond hem ook nog daar ter plaatse. Volgens Engelberts was hij te Hpendumen onder de platen van Cansegieter komt hij voor als niet vervaardigd door den teekenaar die de te Domburg aanwezige monumenten afbeeldde, hetgeen aan eene reeds vroege verplaatsing doet denken. Ik heb evenwel lang aan de echt heid van den Ilpendumschen steen getwijfeld en dezelve, eindelijk alleen aangenomen op gezag van den Heer Janssendie ook dit mij onbekende, monument met zijne gewone naauwkenrigheid heeft onderzocht. Ke\sler verhaalt namelijk AntSept. p. 247) dat in 1693 te Amsterdam onder de boeken en zeldzaamheden van Cornelius Niuolai verkocht is geworden, een namaaksels an den steen van Dacinus Liffionis Filiusterwijl volgens Boot het oor spronkelijke na 1702 nog te Domburg was. Unde constat (zegt K.) xt circumvcntos qui IVicolainum niarmor velut gcnuinum sibi cora- pararuntad similitudinem Domburgensis saltern effictum quod non raro fieri novimus." Hiermede bragt ik de overlevering aan gaande de plaats waar de Upendamsche steen gevonden zou zijn in verband. Er wordt evenwel niet gezegd wie in 1693 den nagemaakten steen heeft gekochtBoor heeft zich welligt te onbe stemd uitgelaten en hierdoor Keysler, die ook niet ten allen tijde» even naauwkeurig was, in dwaling gebragt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 105