vut VOORBERIGT. deelen van hetzelfde geheel te kunnen houden, en naar de herigten der ooggetuigen aangaande de fun damenten en den omtrek van het sacellum te oordee- lenkan het nog aanwezige pilaster-kapiteel geen deel er van hebben uitgemaakt zoo als door som migen wel eens beweerd is geworden. Daarenboven zijn ook de beide vrouwelijke standbeelden noch in de nabijheid van noch te gelijk met de meeste votief - steenen gevondenmaar én later én op eenigen af stand van deze. En waar men den Hercules heeft opgenomen weten wij niet zeker. Dit een en ander versterkt het vermoeden, dat zij in geen regtstrecksch verband hebben gestaan met de vereering van Neha- lennia, wier naam en kleeding beide niet Romeinsch maar inheemsch zijn. Daar het mij intusschen niet te doen toas geweest om aan eenige bijzondere zienswijze ingang te ver schaffen maar wel om der wetenschap als zoodanig naar vermogen dienst te bewijzenzoo wenschte ik nog des te meer, dat alle beoefenaren der oudheid kunde door goede afbeeldingen in staat gesteld mog- ten worden tot zelfstandige toetsing enheoordeeling dewijl veel van hetgeen waarop het hier inzonder heid aankomtdoor geene beschrijving aanschouwe lijk is te maken en de bekende afbeeldingen zeer veel te wensclien laten. Ik wendde mij dus in Au gustus 1842 en vóór er nog met het drukken der verhandeling een begin was gemaakt, tot het hoofd bestuur van het Genootschap en werd, na eenige ge- dachtenwisseling met die waardige beoefenaren en bevorderaren der wetenschappenen ten gevolge van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 10