91
op de voorzijde, dat op sommige plaatsen is uitge
sleten kan gelijk al vroeg geschied is, aldus wor
den aangevuld
diis deabusque maesidibus provikcia(rum) coscor-
diae et fortunaecowsino(rt/.m).
De zijkanten waren versierd met brcedhladerige
gewassen.
3. Aid. n°. IV. Een merkwaardig monument van
eene ligtroode of bruinachtige steensoort (vermoe
delijk roode zandsteen)ongeveer 2 voet boog, ver
meld door beancardus, in Epist., p. 648, en afge
beeld bij Smallegakge onder n°. 23 en bij Danc-
kerts op Pb 13. De hiergegevene is een fac simi
le der oorspronkelijke teekening van Schuylenburgii.
Op de bijna geheel uitgcsletcne voorzijde, zag
men flaauweiijk de overblijfselen van een beeld,
dat vermoedelijk in zittende houding was uitge
werkt.
De vrij ongeschonden linkerzijkant trok intusschen
bel meesL de aandachtdoor bet beeld eens mans ge
kleed met een gewaad overeenkomstig met een' wam
buis of zeeuwsche kappe die met snellen stap schijnt
voort te spoeden met een staf in de regterhand en
dragende, aan een stok over den linkerschouder,
een baas, konijn, of ander dier
Op een' penning van de Rekenkamer van Zeeland van 1G02
en dus van jaren vóór de vinding der monumenten vindt men bij
na dezelfde voorstelling; alleen is daar de stok. een hellebaard
en de staf een lioorn terwijl er honden loopen en vogels vlie
gen. Het randschrift is: paria tenens non paria seqvor.