114
tot offerhoogten hestemd? zoo ja, dan rijst al we
derom de vraag: had deze wijze van eerdienst in
het aangewezen Ronieinsclie tijdvak reeds een einde
genomen? -of duurde zij in hetzelve en ook la
ter nog voort? of is zij van jongere dagteeke-
ning? Alvorens op deze vragen te kunnen ant
woorden zal men het onderzoek nog eene wijle
moeten voortzetten.
Dc beschrevene gedenkstukken van kalk- of zand
steen zijn, gelijk wij reeds opmerkten, ongetwij
feld mede van Romeinsche herkomst. De vorm,
het karakter en de bewerking van het beeldwerk,
zoo wel als de steensoorten komen overeen met die,
welke men aan den Nederrijn en elders heeft ge
vonden en die gewoonlijk voor Romeinscli gehou
den worden. Daarenboven zijn de opschriften in
de taal van dat volk, en sommige Godennamen
kelijk almede tusschen drie bergen. IVog verder zuidwaarts lagen de
drie voprtrappen. in N. O. en Z. W. rigting niet ver van malkander.
De middelste heet thans St. Maarten ter Groe de N. OApckindcr en.
b. Op Schouwen liggen onder Kcrkwervereeds in de 3°. eeuw
genoemd, nog twee bergen, de een 8, de ander 10 elhoog. Een
derde lag op eenigen afstand, doch is geslecht.' Ten N. W. van
Duivendijke vindt men er een van 10 el hoogteniet ver van daar het
overschot van eenen tweeden. Gezamenlijk schijnen zij in verband te
hebben gestaan met dien die ten O. van Brijdorpe plagt te liggen.
De drie bergen onder Renesse en Noordivelle lagen ook alweer
N. W. en Z. O. op bijna gelijke afstanden.
c. Eindelijk ook op Walcheren vinden wij sporen van der
gelijke verhouding: in de drie bergen ten N. van Meliskerke
hoog van 10 tot 15 ellen; in die van BoudinsherkePoppe-
kerke en Weslkappelle en eindelijk in die van Domburg en Aag-
tekerkc met den Hazen- of As enter g ofschoon de driehoeken hier
weêr eene andere rigting hebben.