119
tempel, waar gelukkige mensclien op liet eind
der 3e eeuw hunne geloften betaaldeneen oud
Germaansch heiligdom hebben hervonden, waarbij
het Godenverblijf aan de noordzijde der omtuining
voor de priesters lag, en vervuld was met beelden
en beeldwerk van liomeinsche bewerking.
Er is nog iets dat bier in aanmerking komt.
Waar men elders zuiver Romeinsche gedenkstukkeu
vindt, daar zijn in de nabijheid ook sporen van
legerplaatsen of andere krijgspostenen de alta
ren en Godenbeelden liggen als bet ware vermengd
met de grafteekenen van aanzienlijken, en de
overblijfselen van menscbenwoningenbaden enz.
Maar van deze laatste dingen is volstrekt niets in
Zeeland gevonden. Niet één der vele opschriften
dat stellig henenwijst naar eenige cohorte of legi
oen op Walcheren gestationeerd. Geen D. M.
[diis manibus) staat op een' enkelen steen te lezen.
Het zijn zuiver godsdienstige monumenten; gelofte-
steeneugebragt niet door krijgsliedenmaar
door beweldadigde reizigers en handelarenge
bragt meest aan Goden met vreemde namendoor
mensclien, die ja met de Romeinen in naauwe be
trekking stonden en hunne taal sprakendoch
evenwel blijkbaar over liet algemeen gecne Romei
nen van herkomst waren
Dat op een penning van Posmnirs ook Here til es Hagusa-
nus slaat, bewijst hiertegen niets; want Postl'jius zelf was geen
Romein, maar, zoo als Eutropius zegt, in Gallici ohscurissime
nutus. Ilij wordt door sommigen zelfs voor een Menu pi er gehou
den, en stierf in 268. De bijnaam hem gegeven bewijst alleen
dat de Mctgusunus destijds in hooge eerc stond.