120 Daarenboven slaan deze Godsdienstige monumen ten hier niet, gelijk de elders gevondene, op zich zelve, maar zij hangen zamen én met het heilig dom én met elkander. De altaren en votiefsteenen zijn voor meer dan twee derde gedeelten aan drie zijden bewerkt hetgeen aan eene plaatsing met lusschenruimlen tegen wanden of pilaren doet den ken; iets dat volkomen instemt met de berigten der ontdekking. En lel men op de betrekking waarin de hoogere wezens lot elkander staan dan ziet men op eene in het oog vallende wijze den voor rang toegekend aan de riiet Romeinsehe Neiiales- kia die nooit op eene der zijden voorkomt; maar of alleen staat, of door Neptusüs en Hercules verge zeld wordt op de zijden, als waren deze hare tra wanten of ondergeschikten. Dit is vreemd, hij zui ver Romeinsehe opvatting; doch het is niet vreemd wanneer men van het Gcrmaansche beginsel uitgaat. Men denke slechts aan hetgeen Caesar van hen zegt 2)dat zij inzonderheid Sol en Vulcanus met Luxa vereerden eene verbinding waarvan de Romeinen niet wisten terwijl zij wel Jupiter met Juko of Mix er va of Vulcakus met Moerva ver bonden enz. die hier weêr niet voorkomen. Eindelijk vindt men ook wel buiten Zeeland sporen der vereering van Nehalehkia en Hercules Magusahus doch zij zijn niet vele; want zij bepa len zich tot twee sleenen aan Nehalekhia aan den i) Slechts drie zijn aan alle kanten bewerkt; weinige alleen aan de voorzijde en van boven. De B. G.3 vii.13.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 140