128
landen. De naam van Friesland breidde zich uit
tot aan de Schelde, en hield zich ten minste een
paar eeuwen lang staande; want toen Eligius
Bisschop van Noyon was geworden (A°. 641) trok
hij zich, volgens liet berigt van zijnen levensbe
schrijver en tijdgenoot AuDOësus ook zijne naaste
nog Ilcidensche buren aan namelijk de Vlamin
gen, Antwerpenaren, Friezen en Sneven Waar
wij de beide laatsten stammen zoeken moeten is
niet twijfelachtig. Die Friezen woonden in het
land van IVaasdie Sneven in het Brugsche vrije
want noch in de Vier Ambachten, noch op de
Zeeuwsche eilanden heeft Eligius het Evangelie ver
kondigd. Maar dit neemt niet weg, dat de Sueven
en Friezen zich ook verder noordwaarts uitstrekten
de eersten op Walcheren, Borssele; de laatsten in de
Vier Ambachten Zuidbeveland enz. Hij bekeerde
slechts velen van hen, te RodenburgOoslburrj enz.
doch niet allen; en twee eeuwen later treffen wij
nog al wederom de Sueven aan als buren der Mena-
piers 2).
1) AuDOëtfüs in Vita EligiiLib. II., c. 3, bij d'Acherv Spi-
cil. I., p. 91 Flandrenscs atque AndoverpcnscsFrisiones quo-
que et Suevi et harhari quique circa muris littora degentes, eum
d exccperunl. c. 8, Multum prueterea in Flandris laboravit, iugi
instanlia Andovcrpenses dccertavit, itemquo mullos erronoos
Sucvos eon ver tit.
2) In de Annates Vcdast.t ad. a. 880 (bij Pertz I., 519 wordt
gezegdNortmanni Curtriaco sibi castrum ad hiemandum con-
»struunt, indeque Jllenapios atque Sucvos usque ad internecionem
delevere quia valde iis infesti erant." Onder de verwoeste plaat
sen noemt HIeïerds: OudenburgAurdenburg en Oostburgd'Ou-
degherst: Cacsanty Oudenburg eu Rodenburg. Na dat Graaf Eggi-