137
deelingen opnamen; ja er zelfs ambtenaren heen
zonden om toe te zien op de ligtingen der krijgs
lieden de schattingen te ontvangen, de volksver
gaderingen te besturen enz. ontken ik in gecnen
deele. Zelfs onze monumenten dragen er sporen
van. Men denkeslechls aan den quaestor beneficiarius
Marcus Assonius Aelius PI. IV. Doch die ambténa
ren stonden zoo wat gelijk met onze residenten in
de Overzeesche bezittingen. Hun werkkring was
beperkt, en indien Rome ontving hetgeen het meen
de te mogen vorderen dan was Rome tevreden
en liet de verdere zaken en inzonderheid de eer
dienstwelke men meende den Goden te moeten
brengen, vrij en onaangeroerd. Nog meer, die
residenten zelve waren niet altijd geboren Romei
nen. Ook aanzienlijke ingezetenen, mits bekend
als de belangen van Rome toegedaan werden wel
eens tot deze waardigheden benoemd. Men kent
Flavius, den zoon van Vuithui as die als summus
magistralus civitatis Batavorum, zijn offer bragt
aan Hercules Magusasus; en men ziet tevens uit
dezen titel, dat het woord civitas destijds niet al
tijd het denkbeeld eener stad insloot. Zoo vindt
men op een ander monument ook gewag gemaakt van
de salinalores civita Lis Menapiorum wel
ke zoutfabi'ijkanlen, in verband met de eeuwenoude
Zeeuwsche zout- of zelneeringalle opmerking ver
dienen 1). Eene civitas was gcene colonia. In de-
Z. Cuperus in Harpocrp. 230.
2) Ook bij de Romeinen had de Gcrmaansche zoutbereidinj de