138
ze lag Romeinsche bezetting; gene bestond uit ee-
ne vereeniging van ingezetenen, die het Romeinsche
burgerregt bezaten. Als zoodanig beschouwen wij
dan ook de cioitas welke wij aannemen dat in de
3e eeuw op het eigenlijke IFalcheren zal hebben
bestaan.
Vestigen we nu het oog op den toestand dezer
gewesten te dien tijde. De Nederlanden waren het
tooneel van gewigtige gebeurtenissen. Keizer Va-
leriakus had aan M. Cassiakus Latiwius I'ostujius (een
man van geringe, vermoedelijk Gallische of Menapi-
scheafkomst, doch uitmuntende in geestgaven en
groot geworden door bekwaamheid en deugd) het
oppergezag opgedragen over Gallie en den Rijn-
zoom, welke laatste gedurig verontrust en verwoest
werd door de verbondene Germaansche stammen.
Hij kweet zich in die betrekking op eene voortreffe
lijke wijze; stelde den aanvalleren paal en perk,
en herstelde de rust en de orde in de aangrenzen
de gedeelten van Gallie. Ten jare 258 werd Va-
aandacht getrokken. Yarro de Re R., L.l.zegt: inGallia Trans-
alpina intus ad Bhenumcum exercitilm ducerem aliquot re-
gioues accessiubi salem nee fossitium nee maritimum haberent;
scd ex quibusdam lignis combuslis." Plinius, L. XXXr., c. 7
d Galliae Germaniaeque ardentibus lignis aquam salsam infundunt."
En Tacitus, Ann. L. Xlïl.j c. 57., in illis sylvis salem prove-
nirenon ut apud alias gentes eluvie maris arescente unda sed
super arborum struem fusa contrariis inter se elementisj igne
atque aquis concretum." Dat liet zelbarnen reeds onder de Fran
kische Koningen in "Weslvlaanderen sterk in zwang was, blijkt uit
liunue capit. bij Baluz, I. 776, II. 1189. Het darinkdclvcn tot
dat einde werd, aldaar en in Zeeland, reeds in de 12e. eeuw ge
deeltelijk verboden.