143 <le penningen almede niet vreemd; ja zelfde Gallia, in haren mantel gehuld met een cornu copiae in den arm, heeft zoowel iets van onze Nehalennia, als de andere voorstellingen naar onze standbeelden gelijken. Misschien meent iemand, dat hieruit nu ook moet voortvloeijen dat de gedenkstukken geheel Romeinsch zijn. Wij meenen evenwel deze gevolgtrekking te mogen afwijzen, Postuhus zelf was geen Romein van afkomst, maar, zoo als reeds gezegd is, een Gallier of Menapieren van zijne aanhangelingen geldt hetzelfde. Aur. Victor zegt barbaris per Galliam praesidehat. Trebellius Pollio zegt ook 2) dat hij zich door dezer invloed tegen Galliesus hand haafde. Wat is dus waarschijnlijker; dat de mag- tig geworden Gallier zijnen landgenooten Rome's godsdienst zal hebben opgedrongen of wel dat hij het geloof der voorvaderen zal hebben geëerbie digd en opgeluisterd? Wij meenen het laatste; doch zoo dit werkelijk het geval is geweest, dan kunnen wij ook op den Zeeuwschen bodem in de laatste helft der IIle. eeuw al wéér geene andere eerdienst verwachten dan eene Kellisch-Germaansche door Romeinschen invloed gewijzigd. Wij komen der halve al wederom tot hetzelfde besluit. Is nu dit besluit wettig zoo als wij meenen; dan moeten de heelden op onze monumenten worden beschouwd als symbolen van gemengd karakter; en dan kunnen zij al- De Caesar, cap. 33. Zosmus spreekt van een gebied èv KsA^ok. 2) Gallieiiiduo cap. 7.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 163