146
den wel'eerst duizendvoudig gewijzigd; doeli vloei
den naderhand ook wederom met even zoovele
schakeringen in elkander. Men scheidt hierom de
oude godsdienstige begrippen, ter meer gemakke
lijke beschouwing derzelve in tijdperken.
Het eerste tijdperk bevat dan de Natuurdienst.
Gedurende deze periode woonde het goddelijke nog
in de gewrochten der Godheidin rotsen en heu
vels in stroomen en bosschen enz., die evenwel
hierom nog geene Goden waren.
Bet ticeede tijdperk bevat de Elementendienst.
De zigtbare voorwerpen tradengedurende hetzel
ve, in de plaats van het ongeziene. Zon maan en
sterren werden gehuldigd als hadden zij het be
staan in zich zelveen als gaven zij het aan ande
ren. Doch zij werden nog niet symbolisch verte
genwoordigd.
Het derde tijdperk bevat de Persoonsverbeel
ding. Men stelde, gedurende hetzelve, het onzigt-
bare zoowel als het zigtbarezinnebeeldig voor.
Oorzaken en gewrochten, driften en togten, deug
den en ondeugden namen eene gedaante aan. Doch
de symbolen waren nog niet meer dan beelden.
Het vierde tijdperk vertoont eerst de Veelgo-
dendienst; want de symbolen traden eindelijk in
de plaats van het wezen. Men begon de zinnebeel
den der Goden voor de Goden zelve te houden, en
personen, die in het een of ander hadden uitge
munt, werden in de rij der hoogere wezens ge
plaatst.
Hoe naauw deze periodenverdeeling met de hei-