147 lige plaatsen zamenhangt valt van zelve in het oog. In het eerste tijdperk trouwens geschiedde de pleg- tige Godsvereering waar men zich ook bevinden mogt, op de heuvels, in de wouden of aan de oevers der rivieren. In het tweede werd zij hij het vermeerderen van vaste verblijven verhonden met zekere plaatsen, waar dan altaren werden opgerigt en leemen hutten of houten loodsen ter wegber ging der offergereedschappen opgetrokken In het derde werden die hutten en loodsen tempel tjes, in welke de heilige zinnebeelden ten toon ge steld werden. In het vierde eindelijk werden de tem peltjes prachtige heiligdommen aan welker zamen- stelling én kunst én weelde heur vermogen wijdden. Toen de Zeeuwsche monumenten werden opge rigt waren de beide eerste tijdperken in Europa vrij algemeen reeds voorbijgegaan. De Romeinen waren zelfs sedert eeuwen reeds in het vierde. Bij de Germanen was dit evenwel het geval nog niet; zij waren echter het derde reeds ingetreden, zoodat deberigten van Caesar en Tacitus slechts gedeeltelijk nog baten kunnen hij eene poging tot opheldering. Wij vonden trouwens te Domburg nog wel geen tempel, maar toch reeds een klein Godenhuis of koepel met een offerplein er nevens. Doch hieruit blijkt levens weder, dat de berigtèn van latere schrijvers omtrent de Godenvereering even weinig Vg. Dr. L. J. F. Janssen over do ffunenschans in Kijiïoff's Bijdragen, D. IV, st. 2, bJ. 103 en mr. J. de Wal, Bijdragen tot Geschied, en Oudh. van Drenthe, bl. 130.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 167