158
geleken te hebben naar ons n°. 33. Het opschrift
wordt evenwel verschillend opgegeven. Het was
volgens
Gelekihs
deae keiialee
eriattivs ivcvïc
dl pro se et svis
V. S. L. M.
Gruter-
deae wehaee
eriativs ivcvw
dl pro se et svis
V. s. l. m.
Btciiellius Lij Keïsler
deae neiiaee
priattivs iygvn
dl pro se et svis
v. s. l. m.
Blakkaart heeft voluit kehalenkiae eriattivs en
voegt er bij: perperarn Gruteres edidit kehaee;"
evenwel geeft Steirer toch ook die lezing. Keïsler
heeft er uit willen bewijzen dat de steen aan eene
ongenoemde nehe gewijd wasdoch ten onregte.
De aanteekenaar op Gruter las:
deae sehaee
nbiaetivsivcvr dl Caet.
doch deze afbreking is ongewoon. Beter zou het
welligt zijn te schrijven:
deae behale5i
ae riattivs caet.
Hoe het intusschen hiermede geweest zij (want
het altaar is verloren)wij houden het monument
voor een votiefsteen aan Nehalennia, hetgeen hier
wel de hoofdzaak zal zijn.
De andere steen thans almede verloren geraakt
was in denzclfdcn oord gevondenen is lang te
Bonn bewaard geworden. Het opschrift wordt