159. door allen almede niet gelijkluidend medegedeeld doch was waarschijnlijk het volgende IR H. D. D. DEAE KEIIALERRIAE M. SATVK5SIVS E VP V L VS iïül V1R AVG. PRO SE ET SVIS. V. S. L. M. In honorem domus dioinae. Deae Nehalenniae Marcus Saturninius Lupulus sevir august ali* pro se et suis votum solvit luhens merito. Andereu hebben m. saturrius epulus, hetgeen ook hier van weinig belang is. Dat er beeldwerk op den steen gevonden werd, wordt niet gezegd wij houden het er dus voor, dat het niet bestond, en zien in denzelveu alzoo al wederom een altaar gelijk het vorige. Maar vloeit nu uit het vinden van die beide stee- nen aan den Benedenrijn voort, dat Nehalerriae onder dien naam ook aldaar gehuldigd werd Wij zouden het op dezen grond alleen niet durven beweren. Var Lyrder var Bmtterswyk 5) zegt ook wel, dat hij eenige steenen van gelijke soort, «formaat en beeldhouw gezien heeft onder een trap »in het Museum Brittannicum te Londen;" doch wat hier het woord beeldhouw beduidt is onzeker. 1) Zie Ohelli Collect. laser. Romn°. 3912 uit Gbrgke.^s Rei- se, Th. lil, s. 337, Steimer, n°. 900, Lersii, I, 20. 2) A7ehulcnm'u bl. 21.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 179