160 Men kan er zoowel de zinnebeeldige voorstelling der Godin door verstaan, als de uitwendige bewer king van den steen; doch al geven wij er de meest bepaalde beteekenis aan, dan zijn het toch altijd nog slechts votiefsteenen in blanco zonder naam. En zoomoeslhet wel zijn. Zeeland bezit geene eige ne steengroeven. be monumenten van onder het zeestrand te voorschijn gekomen moeten dus wel van elders zijn aangebragt geworden en zijn mis schien gedeeltelijk uit-Briltanniegedeeltelijk van den Rijnkant gekomen. Hoe ligt mogelijk was het dus, dat enkele van de, dei- Zeeuwsche Godin toe gedachte, geloftesteenen of de plaats hunner be stemming ten gevolge van onvoorziene gebeurtenis sen niet bereikten of wel die plaats werden voor- bijgevoerd? Wij ook houden den naam voor plaatselijk; doch dat het vereerde wezen nu hierom ook slechts als geheel plaatselijke Godheid gedacht moet worden zouden wij al wederom niet durven stellen. Of wordt niet ook de moeder van Jezus evenzeer eene duizendnamigewanneer men let op de onoverzigtbare schare der L. Vrouwenwelke Europa aanbiedt? Of waren de L. van Rodenburg en van den Poldervan den Toren en van het Kas teel euz. enz. weleer in Zeeland vereerd, in dei- daad verschillende van de L. V. van lTalievan Ke velaar van Loretto enz. enz. Eu mogen en moeten wij dus, ondanks al de hijnamen der aloude Mg- rionoma, niet evenzeer denken aan eene en dezelfde moeder van Goden en Mensehen Gelijk men thans de L. Vrouw, welken bijnaam men haar ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 180