163 de groote moeder vereerd werd. Varro zegt niets meer, dan dat hemel en aarde in die myste riën geëerd werden. Lateren noemen echter meer bepaald Ceres, Proserpina, Pluto, Jupiter, Hercules en Neptunus, waarvan de drie laatsten ook op onze Domburgsche monumenten voorkomen en de laatsten wel in eene zeer naauwe betrekking lot Nchalennia, die door de welgevulde ooflscha- lenop den straks aangewezenen steen ook als vruchtengeefsler wordt voorgesteld. Men beproe- ve eens dit monument naar de zuidelijke denkwijze te verklaren, en men zal spoedig op raadsels of te genstrijdigheden stuiten. De volle schalen toch wij zen naar die denkwijze op den vruchtbaarmaken- den invloed der wassende maan, en de bond, Diana's trouwe medgezelstemt ook met deze op vatting goed overeen. Het schip kan al mede be- hooren tot hare betrekking van beschermster der kuslhavens als siderum regina. Maar de alle sue- cincta venatrix was nooit zoo zedig bedekt als onze Nchalennia; de Maangodin werd nimmer afge beeld onder een tempeldak. En in welke betrek king stond deze tot Neptunus en Hercules? waarvan zijn die zwijnen op bet dekstuk de sym bolen? wij weten het niet. Beschouwen wij evenwel dit zelfde gedenkstuk in verband met de Germaansche begrippen, dan wordt alles duidelijk. Wij zien de groote moedermet den linkervoet op bet schip der aarde, in de houding eener zedige üe ling. Lat. Lib. IV.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 183