166
de alles overtreffende zorg eener liefhebbende moe
derdie over en voor het kind, dat zij onder haar
hart droeg waaraan zij hel leven schonk dat zij uit
hare borsten laafdebleef waken en zorgenzelfs
dan nog, wanneer het, ten gevolge van de eischen
des werkelijken levensdoor land en zee van haar
gescheiden was geworden. Van de moederliefde
geldt het
Geen liefde komt Gods liefde nader,
noch is zoo jjroot.
En zou de erkentenis dezer liefde ons bevreemden
bij een volk zoo als het volk der Germanen, die
zich met ééne vrouw vergenoegden; die, door
hetgene zij in hunne woningen en van hunne lot—
genooten zagen, leerden beseffen en gevoelen, wat
zij aan hunne moeders te danken haddendie
wanneer zij uit den strijd gewond terugkeerden,
in moeder, gade of geliefde de liefderijkste ver
pleegster vonden, en hierom wederkeerig aan de*
ze eencn hoogen rang in het maatschappelijk le
ven, ja iets goddelijks toekenden Gewisselijk
neen! Zij vloeide voort uit de eerste en teederste
betrekkingen des huiselijken levens en oefende om
gekeerd den grootsten invloed uit op deze. De
Germaan die in de vrouw de hoogste liefde ver
eerde omdat hij bij haar van der jeugd af aan het
geluk zijns levens vond, offerde ook gaarne ter be
vordering van haar geluk dat leven wederom op
Men zie Tacitds, Germ. c. 7 en 8.