172
op de kaart zoeken eix niet op den steen. Om
trent deze letter zijn Keysler en Martik het eens.
Op geen der beide slcenen inlusschen is beeld
werk, en de Hercules-beelden en beeldjes, wel
ke, hetzij te Domburg betzij elders, gevonden zijn
leiden tot geen bel minste besluit. Alleen ontwa
ren wij uit de Nehalennia-steenendat er tus-
schen deze en hem eene naauwe verwantschap of
innige vereeniging bestoud. Indien wij evenwel
deze zullen leeren kennen dan zal ons van elders
licht moeten geworden. Wij willen er dusnaarzoeken.
Dat de Hercules-vereering, die reeds vóór de
komst dier wcreldbcheerschers in de Nederlanden
bestond, met bet eindigen van hunne heerschappij
geen einde nam blijkt uil de berigten der mid-
deleeuwsche schrijvers. Toen Emgius in de 7eeeuw
het Evangelie in Vlaanderen voortplantte, was die eer
dienst aldaar nog in zwang. Hij vermaande trou
wens lot verlaten van bet heidendom, en uit zijne
vermaningen blijkt, dat men Hercules destijds hul
digde onder den naam Geniscus in vereeniging met
Neptunus, Pluto, Diana en Minerva Opmer
king verdient hierbij bet gezegde op blz. 147 en volg.
vermits er uit blijkt, dat de oudere begrippen wat
3) Ziet liier de woorden van Eligius volgens Audocnus in vita
E. ap. d'Achery Spicily Tom. V, p. 215: nullas in festivitate
S. Joannis vel quibuslibet sanctorum solemnitalibus solsli-
tia aut vallationcsvel sultutiones aut car aulasant cuntica
diaholica exerceatnullus nomina daeinonum aut IVeptunum,
»aut Orcum, aut Di an am, aut Mine rvam aut Geniscum aut
caeteras eiusmodi ineptias credere aut invocare praesuraat."
Yg. SciiörLiw Als. ill. p. 483. Martin, I, p. G9, en m. a.