178 beeldjes van dezen zijn er wel gevonden te mid den van andere Romeinsche overblijfselen en op plaatsen waar deze zich ophielden maar geen en kel bewijs kan gegeven worden, dat hij immer in Zeeland is gehuldigd l). De eerste herigtgever N. S. N. 2) schreef wel: op een van de steenen aan de zijde staat een Mercurius doch geen' der lateren maakt hiervan gewagen op geen der steenen wordt hij gevonden. Alleenlijk vindt men op ons n°. 16. PI. VIII. in het onderste vak van den regterzijkanteen naakt hecld dat met den linkerarm leunt op een door een' visch omslingerd scheepsroer, dat men bij de eerste vluglige be schouwing voor een' Mercurius kan hebhen aan gezien. Naderhand is men evenwel hiervan terug gekomen want naar hetzelve heeft men de afbeel ding op eenen anderen sterk geschondenen steen bij ons PI. XIX n°. n bijgewerkt en haar toen voor een' Neptunus verklaard, dien zij onzes inziens even weinig voorstelt. lit dit geheel gemis van blijken van Mercurius- vereering vloeit nu allereerst het gevolg voort, dat bij de aloude te Domburg bestaan hebbende Godsvereering geen Odin of Wodan op den voor grond stond. Het is wel zooop den laatstge noemden steen komt ook een vogel voor en de raaf of de kraai was Odin's vogel; doch met ge lijk regt kan men zeggen, dat het beeld een Ju- Vg. liet gezegde op blz. 129 enz. 2) Bij MvmiAErs, Anal.y III695.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 198