187 nen, hetwelk later onder Komeinsche benaming en zinnebeelden werd uitgedrukt? wij gelooven het laatste, want zijn naam in de volkstalen was Niördr, Neylon, Neyion enz. en hij komt in deN. mytho logie voor als het hoofd der Fanir of watergoden en vader van Freyr. Eene vereeniging van hem met dezen is dus in 't geheel niet vreemd in het noorden zwoer men zelfs hij heiden en nog eenen ongenoemden derden: hialpi mer sua Freyr, ok «INiördr, ok hinn almattki asen volgens de sage van de Brlslngamcndat kostbaar halssieraad van Freya hetwelk zoo geheel met hare mythe vereenigd is, welke in de jongere Edda voorkomt, had Odin hen heiden zelfs tot offer goden aange steld. Als zoodanigen nu komen Hercules en Nep- tunus juist op onze Nehalennia-steenen voor; hetgeen wij als een nieuw hewijs voor de juistheid onzer opvatting beschouwen. In den Neptunus op onze monumenten vinden wij dus den Germaanschen Niördr, die de bescher mer was van jagt en visscherij den wind bestuur dede zee stilde, over eh en vloed gebood, het vuur uitbluschte, en door zijnen onuitputtelijken rijkdom zijne vereerders rijk maakte. Hij was ge huwd met Skadc dedochtervan denreus Thiassi, waar op wij nader moeten terugkomen. Hoe hoog hij by de aloude Zeelanders stond aangeteekend kan men ook opmaken uit het wapen der oude Middel- burgsche abten J). Hij was ook eigentlijk een God Zie boven bl. 142, de noot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 207