188 voor kustbewoners, visscbers en zeehandelaren, waaruit ten allen tijde de bevolking dezer streken bestaan beeft. Een berigt van Procopius aangaande zoodanige bevolking, die de gestorvenen naarBritlanniebragt, moge hier eene plaats vinden. Ik zal zegt bij de zaak verbalen zoo als de inwoners mij dezel- ve bij herhaling in vollen ernst hebben medege- deeldofschoon ik veel lust heb om te gelooven dat bet niet dan in den droom gebeurt. Langs de kusttegen over dat eiland Brittannielig— gen verscheiden dorpenbewoond door visschers landbouwers en koopliedendie op Brittanniehan- del drijven. Onderworpen aan de Franken, beta- len zij aan dezen nogtans geene schatting, en men beeft er bun nimmer eenige opgelegd. Zij geven voor hiervan ontslagen te zijn vermits zij verplig't waren bij beurten de zielen over te bren- gen. Die voor den volgenden nacht aan de beurt liggen leggen zich rustig te slapen, in afwachting van de bevelen desgenen die bet bevel over den togt beeft. Tegen middernacht vernemen zij ie- mand die aan de deur klopt en ben zachtkens roept. Onmiddelijk gaan zij dan naar bet strand, zon- der de geheime kracht te kennen, die ben voort- stuwt. Daar vinden zij ledige booten, die even- wel zoo diep te water gaan, dat de boorden ter naauwernood een vingerbreed boven blijven. In minder dan een uur steken zij met deze over naar I) Ve hello Goth., Lib. IV., 20., Git.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 208