190 rinen en langs het lilt us Saxonicum de oudste veren op Engeland, en dat, vooral ook van de Zeeuwsche kusten, handel op Brittannie gedreven werd, blijkt zoo uit onze monumenten zelve, als uit Willebhord's landing op Walcheren op het ein de der 7e eeuw. Wij beschouwen alzoo het ver haal van Procopius als cene belangrijke bijdrage tot de uitvaartsplegligheden in Vlaanderen en Zee- land te dieu tijde, welke door lateregedeeltelijk nog heerschende, gewoonten wordt bevestigd en opgehelderd. Men weet dat vóór de invoering van het Christen dom ouder de Germaansche stammen het verbran den der dooden vrij algemeen wasen dat vervol gens de asch en beenderen in urnen verzameld in de aarde wérden weggeborgen. Van hier die vele grafheuvels Welke thans, dieper landwaarts in worden omgewoeld. Men vindt ze evenwel noch in Zeelandnoch in fVestvlaanderen; want de Zeeuw sche zoogenoemde vliedbergen zijn geene grafheu vels, en de begraafplaatsen op het strand bij Dom burg ontdekt, zijn niet uit het heidenschc tijdperk. Wat deed men er dus met de dooden? Hetzelfde betgeen ook hooger op in het noorden geschiedde. Men verbrandde de lijken en stortte, des nachts, de asch in zee. Daar zag men toch eiken avond den dag- vorst in de donkere diepte ter nederzinken en uit bet gezigt der stervelingen verdwijnen. Derwaarts wilde men hem volgen. Zóó ging de geestdoof vupr en water, zijner volgende bestemming tegen, gelijk alles door de bevruchtende kracht van licht

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 210