197 Thans houden wij het, in Germaausclien zin, voor het symbool van den beheerscher der waterige zoo wel als der vurige luchtverschijnselen aan het zwerk, dien de Chrislenpredikers wanneer zij van hein spraken, Jupiter noemden en aan wieu men in nog vroegere eeuwen monumenten bragt met het opschrifti. o. m. taxaro 2). Of men hem hier Thunar noemde of Donar of Slavo (waar van Stavenitse herkomstig schijnt) is ons tamelijk onverschillig. Dat ook de i. o. sr. op het monu ment n°. 11 hem zou voorstellen achten wij intus- schen niet waarschijnlijk. Men kan dien gelofte steen van Texquisius geruslelijk voor hel offer eens Romeins houden. Van het monument n°. 10 zou den wij evenwel hetzelfde niet zoo stellig durven verklaren. Het kan Romeinsch zijn; doch het kan ook in Germaanschen zin worden opgevat. Wij laten aan ieder zijne keuze, en besluiten ook dit gedeelte weder door de mededeeling van een be- rigt eens ouden schrijvers, hetgeen hierop betrek- In het pervigilium Veneris een lentelied uit de 3C eeuw leest men Cras erit quo primus Aether copulavit nuptias, Ut pater totis crearet vernus annum nubibus In sinum maritus imber fluxit almae coniugis Unde fetus mixtus omnes aleret magno corpore. en Arsobius voegt de heidenen toeLib. V. »Jovis et Cereris eoi- tum imbrem dicilis." Slechts navolgingen hiervan zijn het An den i) Mai van Frid. von Logau en Mr. Wi. Bilderdyk's geprezene Bloeimaand in zijne Nieuwe Vermakiny bl. 201. Eigentlijlc was aan Thor de Aprilmaand gewijd alsmede de vijfde dag der week. Z. Legis, Ilandb. s. 103. IttojiE, 11,66. Klemm, Uaiidb. 283. 2) Vg. Camde.v Dritt. p. 563.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 217