198 king zou kunnen hebben. Het is het verhaal van zekeren Demetrius hij Plutarchus, en uit clezen overgenomen door Eusebius aangaande eilan- den in de nabijheid van Brittaniedie meestal ver- laten of onbewoond waren, en waarvan sommige de eilanden der Démonen genoemd werden. Hij »had zicli eens," zegt hij, uit begeerte om ze te zien en er wat van te vernemen hij het gevolg des Konings gevoegd toen deze naar het naastbijge- legene dier eenzame eilanden overstak, hetwelk »door slechts zeer weinigen bewoond werd, die nog- tans den Britten heilig en hierdoor legen elke beleediging en berooving beveiligd waren. Ter naauwemood waren zij er aangekomen of er barst- te een vreeselijk onweder los en velerlei wonder- teekenen dwarrelwinden en vurige luchtverheve- lingen werden ontwaard. Naderhand verklaarden hem de eilandersdat er één der magtigen was bezweken; want dat, gelijk het lichtzoolang het bleef branden geen nadeel veroorzaakteinaar het uitgaan er van voor velen droefheid ten ge- volge had, zoo ook de groote Geesten met eenen weldadigen en onschadelijken glans schitterden, terwijl hun bezwijken, zoo als nu, stormen en w onweders ten gevolge had; voorts, dat daar een weiland was waar Saturnus door diepen slaap be- vangen en geboeid bewaakt werd door Briareus »enz." Zoo veel ziet men er althans uit, dat destijds, op die eilandenvereering der natuurkrach- Pracp. Evang.Lib. V cap. 17 p. 207.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 218