206 halen, walen, welenwielen, stroomen, draaijen- de waterenkolken enz. die wat zij ontvangen in deu afgrond verzwelgen zonder liet terug te geven) kan zeer goed beschouwd worden als henen te wij zen naar de stroomgodin, die den mond van Rijn, WaalMaas en Schelde beheerschcndealdaar de dooden opnamwelker overblijfselen men in ha ren school deed wegzinken. Brengt men hiermede het boven (bl. 188) aangehaalde verhaal van Proco- pius in verband dan zou de sterk doorgaande ebbe als de onziglbare magt beschouwd kunnen worden welke de lijkbooLen voortstuwde, terwijl zij met het begin van den vloed naar de kust terugkeerden. Beschouwen wij nu het tweede beeld op den lin kerzijkant van n°. 16 als eeue voorstelling van de Burorina, en den roodcn steen op PI. XIX. alme de als aan haar gewijd, dan erlangen wij tevens vaste punten van uitgang, Waaraan zich de vazen met herten en honden van zelve vereenigen. De Burorina wordt dan de herfst- en jaglgodin die al het gevelde in hare diepe en donkere voorraad schuren wegborg; de Walburgis of bergsler der gevallenen; de Waldacha, of deksler van dezen; zij was dus Skade of llcla, naardat men dacht aan wintervoorraad of levenseinde. Op haar kan betrekking hebben de jageres te paard met hond en valk en liet beeldwerk op de reeds aange- Vlaanderen. Met Vuliaal ver want zijn de Waal op Wa 1 cher e 11 de ]Vaa l of Fan JopNoordbeveland; de Romerswaal en de Zvmrtc Waal op Zu idbeveland de SinevaaloïSincvaal bij Sluis enz. Bl. 55.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 226