208
dadige zonnegod, in het ondervak aan de regter-
zijde, die al hooger en hooger rijzende, alles doet
groeijen en rijpen, en tevens den handel bevordert,
terwijl hij der hem nawandelende Skade, als
herfslgodin, de gelegenheid geeft om, na inzame
ling van het gerijpte en aangevoerde, op de vleu
gelen der najaarsstormen al jagende rond te vlie
gen en eindelijk haren echlgenoot Niördr op
nieuw in den arm te zinken en de drie winter
nachten (of wintermaanden) met hem aan het
strand door te brengen.
Het zal hier de plaats zijn tot mededeeling van
een oud berigt, dat wij hij Sthaso aantreffen, en
op Walcheren betrekking schijnt te hebben.
Hij gewaagt namelijk van een eiland, waar Ceres
en Proserpina geëerd werden met dezelfde pleg-
tiglieden als op Samothrncé Wij hebben reeds
opgemerkt dat Proserpina werd bijgenaamd de
rosse of roodeen ook reeds meerdere punten van
vergelijking verkregen. Konden wij nu afgaan op de
juistheid der gemaakte gevolgtrekkingen dan zou
den wij niet zoo heel verre meer af zijn van cene
genoegzame kennis der aloude godsdienstige be
grippen der Zeelanders, indien wij slechts tevens
de Samoihracische plegtigheden kenden. Doch
hieraan hapert het al mede. Dit alleen weten wij
vari de Samothracische Godsvereeringdat zij na
genoeg overeenkwam met deEleusinische mysteriën,
Vjj. Loven bi. 1(52.