210 ring, bij welke laatste onze Burorina in de plaats treedt van Proserpina zonder evenwel in alles naar baar te gelijken. In andere opzigten toch schijnt zij weder meer naar Minerva te hebben geleken, onder welken Romeinschen naam de inland- sclie Walburge welligt verloren zou zijn gegaan, bad Willebrord's vrome ijver baar niet in eene Chrislenjonkvrouw herschapen. 7- De overige gedenkstukken. Deze zullen ons niet lang behoeven op te houden. Het standbeeld PI. II, n°. 4, stelt onzes inziens eenen Hercules voor, en beeft als zoodanig geene verklaring meer noodig: want, hetzij men bet neme voor het beeld van den God, die aan de civitas Heracléa zijnen naam had gegeven en in haar hoo- gelijk geëerd werd; hetzij men het beschouwe als op- gerigt ter eere van Postumus, die ook op pennin gen aldus wordt voorgesteld, het kan uit het reeds aangevoerde van zelve verklaard worden. De Victoria PI. III, n°. 6, door wijlen den Heer Viïriieye van Citters voor eene Brilsche Andate of Andraste gehoudenwijst ons almede naar het zelfde tijdperk terug; want heelden en altaren der Overwinning waren niets vreemds in de tempels, de renbanen, de legerplaatsen en de huizen der Romeinen, zij werden door hen ook in de Provin ciën ingevoerd. En dat Postumusde pacator orbis

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 230