211
en restitntor Galliarumop meerdere plaatsen der
Victoria wel een standbeeld kon en mogt oprig-
ten zal niemand betwijfelen.
Het vrouwenbeeld PI. IV, n°. 7 werd door Cakne-
gieter, blijkens zijnen brief te Domburg van 27
Dec. 1741, voor eene Germania inferior aan
gezien wij betwijfelen dit, want men kan bet met
gelijk regt voor eene tweede Victoria of eenePax;
bouden. Bij Postuvius als Hercules IVIagusanus,
past evenwel iu de Castra Herculis of Heracléa
niemand beter dan de mater castrorum welke wij
blz. 140 liebben leeren kennen. Tot volkomene
zekerheid zal men bier wel nimmer gerakenen
het is dus voldoende zoo wij opmerken boe deze
voorstellingen zich op eene eenvoudige wijzen laten
vereenigen met de door ons voorgestelde opvatting.
Bij bet zoogenaamde Nep tun us-hoofd PI. XIX,
n°. 1 behoeven wij, na bet gezegde, al mede
niet stil te staan. Omtrent bet bronzen beeldje
PI. XIX, n°. 6 hebben wij blz. 94 en 95 orize inee-
ning reeds geuit. De genius Galliae past zeer goed
voor de tijden van Postujius en Julia.hu?, wanneer
men bet stuk voor antiek houdt. Houdt men bet
voor onecht, dan kan bet ook van geen invloed
zijn op ons tegenwoordig onderzoek.
Er blijven derhalve nog slechts twee gedenkstee-
nen overig.
PI. XIX, n°. C geeft een monument, op blz. 90 en
91 beschreven, dat aan de beschermgoden van bet
landschap gewijd was; eene vereering, welke op
bet einde der tweede en in bet begin der derde