219
IHrrfo xjoofitslalt.
PROEVE EEJÏER NADERE B E P A L1NG V A N DE G O D S-
DIENST1EER DER ALOUDE ZEELANDERS.
1.
Voorgaande opmerkingen en opgaven.
Tot dus ver hebben wij ons meest bezig gehou
den met de alleroudste gedenkstukken welke Zee-
land's bodem beeft opgeleverd, en die berigten me
degedeeld welke geacht kunnen worden met deze
eenigzins in verband te staandoch hiermede is
onze taak niet afgehandeld. Het woord alotide komt
toch in de vraag voor in zoodanigen zamenhang,
dat wij er door gewezen worden op bet geheele
vóór-christelijke tijdperk. Ten aanzien der 4C, 5e,
6e en 7e eeuwen hebben wij intusschen nog slechts
weinig stelligs aangevoerd. Die leemte behoort
derhalve, voor wij ons tot het opmaken van slot
sommen kunnen zettenzooveel mogelijk te wor
den aangevuld. Wij houden het trouwens voor
niet waarschijnlijk dat die vier eeuwen, zoo rijk
aan afwisseling en vermenging van volksstammen
alleen hier in 't geheel geene verandering in de
denkwijze zullen hebben veroorzaakt. Integendeel,
de Franken en Saxende Sneven en Friezendie
zich hier achtervolgens met de oude ingezetenen
verzwagerdenzullen bij dezen wel sommigen van
hunne begrippen ingang hebben doen vinden. Doch