rixas vel otiosas fabulas
agalis sed lectiones divi-
nas cum silentio auscul
tate.
Eenc groole overeenkomst van beide stukken is
niet te miskennen cn voor zooveel zij bestaat mo
gen wij aannemen, dat bet ook in Vlaanderen en
Zeeland was gelijk elders. Docli er is ook verschil
want voor de volgende van den indiculus vin
den wij geene paralellen bij ëligius; terwijl bij
daarentegen veel heeftwaarvan de indiculus zwijgt.
1. de sacrilegio ad sepulchra inortuoritin.
2. de sacrilegio super defunctos, id est dadsidas.
5. de sacrilegiis per ecclesias.
9. de sacrilicio quod lit alieui sanctorum.
18. de iiicertis locis quae colunt pro sacris.
19. de petendo quod boni vocant sanctae Slariac,
'25. de eo quod sibi sanctos fingunt quoslibel mortuos.
Deze verscheidenheden laten zich evenwel ligle-
iijk vereffenen want de indiculus geeft slechts de
opschriften der capittels of van een uitgebrei
der stuk. Daarenboven, toen Eugius de nog hei
densche Vlamingen hekeerde en hunne heilige plaat
sen herschiep, kon er nog niet wel veel sprake zijn
van hel ontheiligen der kerken 5.. Zoolang de
heiligen nog geene pogingen deden om zich in de
plaats der oude Goden te stellen bestond er geene
aanleiding om te waarschuwen legen dezer veree
ring onder gener naam 9. Waar geen heilige
begraafplaatsen waren, was ook geene vermaning
noodig tegen heidensche handelingen ad sepulchra