229
Sond onlwaart men er nog: maar alleenlijk sporen
van. Op onbepaalde tijden, vooral in den herfst,
rijzen ja de wateren der Oostzee wel eens drie
zweedsche voeten boven het gewone peilmaar op
onze kasten verheft zich de Noordzee geregeld twee
keeren in het etmaal tot het 4- en 5-voudige dier
hoogte; en, door den stormwind opgezet, veroor
zaken zij somwijlen ontzettende verwoestingen.
Maar levens voert die zee ook die rijke slikken aan,
aan welke Zealand's vruchtbare bodem zijn aanwe
zen en kracht te danken heeft. Dat dit nu op de
denk- en voorstellingswijze der aloude bewoners van
dezen oord invloed oefende is natuurlijk; en dat
Neptunus in Zeeland gehuldigd werd kan gewis
niet bevreemden. Dit leidt intusschen tot de ge
dachte dat Natuur oer eering hier op den voorgrond
heeft gestaan en wij hebben boven die gedachte ook
reeds bevestigd gezien; want uit het beeldwerk der
gezamentlijke monumenten hebben wij opgemaakt
dat men hier in de 3e eeuw den Schepper vereerde
in de hoofdkrachten der scheppingen dat het uit
voerigst bewerkte stuk beschouwd kan worden als
eene zinnebeeldige voorstelling van de Godheid
zigtbaar in de naisoenen.
Die gegevcne verklaring nu wordt hier op nieuw
daardoor bevestigd, dat wij vier eeuwen later nog
gelijke, en, bedriegen wij ons niet zeer, ook de
zelfde NatuurDereerimj in deze oorden aantreffen.
Of wijst niet Eligius 3 en 4 ons de beide hoofd
feesten van zijnen lijd aan, als invallende met de
zonnestanden in den winter en den zomer? Leert