6 krijging van zoodanige verklaring, op een ander klein gedeelte van een groot geheel, dat ook nog niet ten volle in het licht staat; want de onder zoeker zal de gedenkstukkenvolksoverleveringen enz. enz. van Zeeland, en Seeland moeten vergelij ken aan de gevoelens van latere geleerden toetsen en trachten over het geheel een nieuw licht te ver spreiden. Die beperking is te naauw. Het karak ter van beide soorten van gedenkstukken dient te worden bepaald. De Zeeuicsehe dragen Latijnsche opschriftende Seelandsche hebben Runenschrift. Zijn de eerste Romeinsch of Germaansch? Zijn de laatste Germaansch of Scandinavisch?Dit moet worden uitgemaakt; maar hoe zal dit uitgemaakt kunnen wordenwanneer men de grenzen niet overtreedt, door de vraag afgebakend? Daaren boven, zoo de gedenkstukken enz. elkander weder- kcerig zullen ophelderenbehooren zij gezame- lijk Germaansch te zijn, en dit wordt ook in de vraag voorondersteld blijkens de aanhaling van Mo- ne; maar onder alle schatten der letterkunde wordt eene volledige Germaansche Mythologie nog te ver geefs gezocht, en is men nog altijd bezig om, door afscheiding van vreemdsoortige bestanddee- lènhet eigenlijke Germaansche te voorschijn te roepen. Bij elk bijzonder onderzoek behoort zoo danige bepaalde schifting vooraf te gaan. Bij de bèoordeeling der Zeeuwsche gedenkstukken enz. op de grenzen der Keltische en Germaansche stam men zal men voorondersteld dat zij Germaansch zijn dus in de eerste plaats moeten nagaan of en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 24