234 dan vinden wij in dezen oord de overblijfselen van eene Godsdienstleer, op verre na nog niet zoo ont wikkeld als andere mylhologienmaar juist hier door ook nog eenvoudiger verstaanbaarder en rei ner. En zou ons dit nu bevreemden? Blijven dan niet in afgelegene en minder toegankelijke streken de denkbeelden en gewoonten der voorgeslachten bet langste beerschende? en stond niet bij Euro pa's noordelijke bewoners zoo wel als in bet oosten liet begrip van Gods éénheid op den voorgrond Een eerbiedwaardig oud schrijver 2) heeft reeds vóór vele eeuwen gezegd de afgoderij was niet van den beginne en zal ook niet altijd blijven want door der menschen inbeelding is zij in de wereld geko men. De eerste aardbewoners wilden den Ouzigt- bare vereeren; maar als zinnelijke wezens kozen zij zinnelijke vormen, en de uitdrukking der denk beelden werd beeldspraak, of zinnebeeldige voor stelling. De gewijde oorkonden geveu er ons de bewijzen voor; want volgens deze vereerden Noach en zijne zonen den Eenige, ofschoon de wijze waar op zij van Hem spraken ontleend was van hetgeen de menschen deden. God zag van den hemelHij daalde hij den torenbouw in Sinear's vlakte van ho ven af, om der menschen voornemens te verijde len enz.: maar afgoden kende men nog niet. Zelfs in Abraham's tijd, 350 jaren later, was de afgoderij nog verre van algemeen te zijn, ja Jethro, nog O Vg. bin. 18.— Bock der "Wijsheid, XIV, 32, 13.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1845 | | pagina 254